21-07-2022 | In 2020 werd Dick Boeijen, actuaris bij PGGM, gevraagd te adviseren bij de onderhandelingen tussen werkgevers, werknemers en kabinet. In dat kader heeft hij intensief meegewerkt aan de totstandkoming van een compleet nieuwe pensioenregeling: de solidaire premieregeling. We spraken Dick vanuit de gedachte: is overstappen naar een premieregeling nog wel nodig, nu de rente stijgt en er per 1 oktober geïndexeerd wordt?
We mogen met recht trots zijn op ons pensioenstelsel, maar het is wel goed om te beseffen waaróm we de beste van de wereld zijn. Nederland scoort vooral goed op de hoogte van het pensioen, simpelweg omdat we bereid zijn veel premie te betalen voor onze oude dag. Maar op de houdbaarheid van onze uitkeringsregeling scoren we juist minder goed. En dus moeten we die veranderen, om in de toekomst de beste te blijven.
Dat zit in drie zaken. Ten eerste straalt de uitkeringsregeling zekerheid uit die we niet kunnen waarmaken. Ten tweede levert hij te weinig ruimte voor maatwerk, waardoor er spanningen ontstaan tussen jong en oud. En tot slot: de uitkeringsregeling past niet meer bij de arbeidsmarkt.
Dat is in mijn ogen een belangrijke katalysator geweest in de discussie, maar de werkelijke redenen zijn fundamenteler van aard. De dekkingsgraad is tijden laag geweest en daarmee bleef indexatie uit; er is zelfs door pensioenfondsen gekort. De boosheid van ouderen komt doordat ze ervan uitgingen dat de uitkeringsregeling hen garanties bood en er de zekerheid was van koopkrachtbehoud via een altijd geïndexeerd pensioen. In werkelijkheid is die garantie er niet en hadden deelnemers geen recht op indexatie. Het gebrek aan indexatie is een katalysator geweest om partijen over de streep te trekken, maar wat mij betreft is het – los van indexatie – overduidelijk dat we moeten veranderen.
Nee. Ook de premieregeling is gevoelig voor rendementen, veranderende rentes, inflatie en het langlevenrisico. Dat zijn risico’s waar we simpelweg niet aan ontkomen. En dus kunnen er ook in de premieregeling geen harde garanties op indexering worden gegeven. Maar we kunnen deze risico’s wel op een verstandigere manier opvangen dan in de huidige uitkeringsregeling, zodat er minder spanningen ontstaan tussen jong en oud.
Precies. We sturen in de uitkeringsregeling voor alle deelnemers op basis van één en dezelfde dekkingsgraad die de risico’s en voordelen in gelijke mate over alle deelnemers verdeelt, terwijl de belangen van jong en oud natuurlijk niet hetzelfde zijn. De premieregeling geeft meer mogelijkheden tot maatwerk: het wordt mogelijk jongeren wat meer risico te laten nemen, en ouderen wat meer zekerheid te geven.
De arbeidsmarkt is veranderd. Mensen veranderen nu veel vaker van baan of werken een tijd als zelfstandige. Een afscheid met gouden horloge na jarenlang bij eenzelfde werkgever te hebben gewerkt, is iets van vroeger. In de arbeidsvoorwaarde pensioen moet je daar rekening mee houden. Binnen de huidige uitkeringsregeling lukt dat niet. Via een premieregeling kan dat gemakkelijker.
Zowel jonge als oudere deelnemers gaan hun pensioen anders beleven, doordat ze voortaan een persoonlijk pensioenpotje op gaan bouwen. Zo ziet iedere deelnemer precies hoeveel geld er voor zijn of haar pensioen is gereserveerd, en hoeveel rendement het pensioenfonds voor hem of haar heeft verdiend. Ik denk dat veel misverstanden rondom pensioen daarmee verdwijnen.
Op dit moment denken veel jongere werknemers bijvoorbeeld dat zij met hun premies de aanvullende pensioenen van ouderen betalen, zoals bij de AOW het geval is. Ze zijn bang dat er straks, als ze zelf oud zijn, geen nieuwe jongeren meer zijn die dat voor hen zullen doen. Maar als zij zien dat er daadwerkelijk geld apart staat voor hun pensioen zal dat veranderen.
Aan de andere kant hebben ouderen bij achterblijvende indexering soms het gevoel meer in het pensioenfonds te hebben gestopt dan wat ze eruit krijgen. In de nieuwe regeling kunnen zij heel overzichtelijk zien hoeveel zij zelf hebben ingelegd, hoeveel hun werkgever heeft ingelegd en hoeveel geld het pensioenfonds voor hen heeft verdiend.
Op de korte termijn zal er inderdaad eerder en meer indexering zijn dan in de huidige uitkeringsregeling. Maar zoals ik al zei, is er geen garantie op indexering. En de pensioenen kunnen, net als nu, in de nieuwe regeling ook worden verlaagd. De risico’s komen van buiten en worden door de overstap op een premieregeling niet opeens kleiner.
Voor deelnemers wordt het duidelijker hoe hun pensioen tot stand komt, wat er met hun premie gebeurt. Dus in dat opzicht wordt het transparanter. Maar volgens mij is de huidige regeling ook wel transparant, maar het probleem is dat het voor deelnemers moeilijk te begrijpen is dat de uitkering niet omhoog gaat, als het fonds wel goede rendementen maakt. Dat zal straks ten goede gaan veranderen, denk ik. De deelnemers hoeven overigens niet alles tot diep onder de motorkap te snappen, maar het feit dat pensioen de vorm van een persoonlijk potje aan gaat nemen, helpt denk ik enorm om de basisprincipes beter te doorgronden.
Nee. Solidariteit kun je op verschillende manieren inrichten, en dat kan tot goede en slechte dingen leiden. Zo is het niet de bedoeling dat de jongeren altijd voor de ouderen opdraaien, of vice versa. De huidige uitkeringsregeling bevat weliswaar meer verschillende vormen van solidariteit, maar de premieregeling bevat meer vormen van nuttige solidariteit. De slechte vormen zijn vermeden, en wanneer een fonds daarvoor kiest, zijn de goede vormen mogelijk.
Ik ben er heilig van overtuigd dat de geplande veranderingen een ontwikkeling de goede kant op zijn, maar laten we niet doen alsof een persoonlijk potje alle problemen als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Deelnemers gaan duidelijker zien hoeveel geld er voor hen gereserveerd is, en dat is mooi, maar het kan ook tot onbedoelde effecten leiden. Zo kan ik me bijvoorbeeld voorstellen dat iemand denkt: ‘er zit zoveel duizend euro in mijn potje, doe me er maar alvast twintig.’ Het is dus belangrijk om vanaf het begin steeds heel duidelijk te melden dat het niet zomaar een potje is, maar een pensioenpotje.
Laten we wel zijn: pensioen is een complex product. Dat geldt voor de huidige regeling , en ook voor de nieuwe. De angst dat de nieuwe regelingen té ingewikkeld zijn, snap ik wel; het is immers een nieuwe regeling. Alles wordt anders dan we gewend zijn. En vaak geldt: onbekend maakt onbemind. Ik denk dat de komende jaren het enthousiasme toe zal nemen, zowel onder experts als onder deelnemers.
Een punt wat ik vaak hoor, en waar ik het mee eens ben, is dat er bij de invulling van de nieuwe regeling en de transitie daar naartoe erg veel technische keuzes op het bordje van de sociale partners en de bestuurstafel komen te liggen. Dat is vooral een resultaat van de lastige onderhandelingen om tot een pensioenakkoord te komen. De ene partij wilde iets, de andere partij wilde iets anders en als compromis is er voor gekozen om het beide mogelijk te maken. Daarmee is de Wet toekomst pensioenen behoorlijk omvangrijk en complex geworden.
De kern van de nieuwe premieregeling blijft wel overeind, denk ik. Het spannendste zit hem wat mij betreft in de transitie. Het doel is dat de wet per 1 januari 2023 in werking treedt, zodat pensioenfondsen de nieuwe regeling uiterlijk op 1 januari 2027 in kunnen laten gaan. Als de wetgeving vertraagt, dan komt de planning van fondsen onder druk te staan en dan zitten de fondsen en hun deelnemers nog langer vast aan de huidige, onhoudbare uitkeringsregeling.